Als kind decoreerde ik elk papier met bloemetjes, steeds op dezelfde manier. Sierlijk, beginnend bij de kern en daaromheen steeds vijf bloemblaadjes, verbonden door een steeltje en wat blaadjes. Het leek uit verveling of om het papier wat op te sieren. Het was in ieder geval heerlijk om ermee bezig te zijn. Het bracht mij in een meer dromerige staat van zijn, een waarin mijn hand steeds hetzelfde uitdrukte. Alsof het mij op iets wilde wijzen.
Ik kwam er weer op, toen ik het deze week tegen een cursist vertelde. “Dat is precies wat ik vroeger ook altijd deed!”, zei ze. Ik vertelde dat ik ontdekt had dat het mij iets te zeggen heeft over het leven. Over mijn leven.

Leven, het begint in de kern van de bloem. Je wordt geboren op een bepaalde plek met bepaalde mensen en weet niet anders dan dat dat het is. Je bent erin ondergedompeld. Dan nodigt het leven je uit om naar buiten te bewegen. Je komt andere mensen tegen met andere leefwijzen en andere ideeën. Geleidelijk aan word je ermee doordrenkt tot je merkt dat het jou toch niet helemaal past. Soms gaat het zelfs schuren of irriteren. Of ben je verdwaald. Het wordt dan tijd om weer helemaal terug te bewegen naar je eigen kern. Die kern is daarmee veranderd. Je hebt immers uit die naar buitengerichte beweging meegenomen wat wél resoneert en voedend is voor jou. Ook heb je heel bewust laten liggen wat niet past. Er vindt een heroriëntatie plaats. Van hieruit ga je weer op avontuur om vervolgens weer terug te keren bij je kern, versterkt, verrijkt, krachtiger, helderder.
Nu ik ouder word, merk ik dat ik minder de behoefte heb om mijn eigen kern te verlaten om te vinden wat er ontbreekt. Vooral het telkens terugvinden van de weg naar mijn eigen kern heeft me de kracht gegeven om er te blijven. Hier ben ik. Van daaruit sta ik nog steeds open om nieuwe werelden te verkennen en andere denkbeelden te leren kennen, maar ik hoef er niet meer voor uit mijn eigen centrum. Ik blijf.